Naarmate onze tijd in Zürich verstreek raakten we meer en meer
bekend met ieder hoekje en gaatje van de fijne, stijlvolle stad, ontwikkelden
we routines en gewoontes en was niet iedere dag meer een nieuwe
ontdekkingstocht. Daarom werd het tijd om verder te kijken dan onze neus lang
en de stad breed was, en de omgeving van Zürich te verkennen. Ondanks dat
voor ons er steeds minder nieuws te beleven viel in de stad bleef het
weekendbezoek aanhouden en bezochten we keer op keer de voor ons inmiddels
uitgekauwde highlights. Gelukkig kwamen Marianne en Frank langer dan de
gebruikelijke twee nachten, hetgeen ons de gelegenheid gaf de bergen te
doorkruisen en een bezoekje te brengen aan de Zwitserse parel Luzern. Van
meerdere Zürinaren had ik begrepen dat dit de mooiste stad van
Zwitserland was, dus de verwachtingen waren hooggespannen. Dit bleek niet ten
onrechte want alleen al de treinrit naar dit prestigieuze oord vijfenveertig
minuten verderop kostte ons vijftig euro per persoon. Luzern zelf was mooi en
zeker een bezoekje waard maar tot onze verrassing ontdekten Daaf en ik dat we
inmiddels verknocht waren geraakt aan Zürich en Luzern daar beslist niet tegenop
kon. We liepen over de karakteristieke houten brug over het water vol met oude
schilderingen en langs het water van Luzern, we doorkruisten de binnenstad met haar kleine pleinen omringd
door gedecoreerde typisch Zwitserse gildehuizen, we wandelden de berg op langs
de stadsmuur met haar ouderwetse torens en tot slot bezochten we het monument
van de leeuw, opgedragen aan Zwitserse wachters die waren overleden tijdens de
Franse revolutie. Volgens Mark Twain, een Amerikaanse auteur, was dit het meest
trieste en ontroerende stuk steen ter wereld. Het was inderdaad prachtig maar
de muur aan fotograverende Japanners nam toch een stukje van de magie weg.
Toen bleek dat we onze niet-gecontroleerde gouden treinkaartjes niet meer door konden verkopen op het station van Zürich besloten we een knusse budget-barbecue te houden op ons fijne dakterras. De 'budget-factor' viel zoals het Zürich betaamde helaas weer tegen aangezien we op het laatst bedachten dat we helemaal geen barbecue-artikelen bezaten en dus ons scheel kochten aan vleesspiezen, kolen en aanmaakhooi. Toch was het heerlijk en waren Daaf's maiskolven onovertroffen.
Tijdens mijn discussieklasjes had mijn groepje erop gehamerd dat ik spoedig
eens de bergen moest bezoeken. Dat was hun Zwitserse trots en dat mocht niet
ontbreken aan mijn Zwitserse ervaring. Tot nu toe was het er nog niet van
gekomen maar samen met Marianne en Frank namen we de trein naar de Uetliberg
die recht tegenover de Züriberg aan de westkant van het meer was gelegen. Dit was de hoogste
berg in de buurt van Zürich en bood opnieuw een geweldig
uitzicht over de stad met haar ‘see’ en haar besneeuwde bergen. Vanaf de
Uetliberg begonnen we aan een wandeling over de bergkam, ons plan was ambitieus
maar helaas was het boekje wat te optimistisch ingesteld en redden we het niet
om ons gehoopte eindpunt te bereiken. Daarom haakten we aan het einde van de
middag af en zoefden met gondeltjes weer naar beneden. De bergtocht was mooi
geweest, met verre uitzichten over grote grasvelden, akkers, eenzame bomen en
boerderijen. Niet om over naar huis te schrijven na een wereldreis, maar de
Zwitsers mochten er best trots op zijn.
Die avond aten we in HILTL, een uniek concept en een walhalla voor de vegetariër.
Vanaf ‘smorgens vroeg tot ‘savonds kon je er ontbijten, brunchen, lunchen en
dineren en daarna werd het een hippe club. Het eetconcept was een overweldigend
vegetarisch buffet waar alles kakelvers was en er fantastisch uit zag. HILTL
zat vol, bomvol, altijd, bij iedere maaltijd, ook nu. Het was onze eerste keer
dus we kozen voor onbeperkt opscheppen en namen het ervan: het koude buffet
vooraf, het warme buffet als hoofd en dan natuurlijk het toetjesbuffet. We
rolden naar huis en waren er zeker van dat we nooit meer wilden eten maar spijt
hadden we geen seconde. Dit concept moest Nederland veroveren! Op een dag zou
ik HILTL-NL beginnen.
In de voorafgaande twee maanden was onze restaurants-to-do lijst langer en
langer geworden, gelukkig waren inmiddels ook een groot aantal van de
restaurants, bars en café’s onder het kopje ‘done’ beland. Toch merkten Daaf en ik dat
onze behoefte om te experimenteren en alles uit te proberen langzaam af nam. We
hadden onze favoriete plekjes gelokaliseerd en voelden ons steeds meer gewone Zürinaren met
een eigen vaste hotspot. De onze bevond zich op slechts enkele stappen
verwijderd van ons huis: Restaurant Hirschberg. Een klein uniek restaurant dat
gerund werd door twee passievolle Italianen: de vrouw in de bediening, de man
in de keuken. Ze waren alleen geopend van maandag tot en met vrijdag voor lunch
en diner en op die dagen was het vechten om een plekje want ze hadden maar
twaalf tafels. Deze beperkte capaciteit betekende tegelijkertijd dat er goed
verkocht moest worden en daar was de vrouw des huizes een ster in. Met de
grootste charme smeerde ze je allerlei hapjes, gerechten en wijnen aan terwijl
ze je het gevoel gaf dat ze het jou naar de zin aan het maken was en ze dit
alleen deed om jou de perfecte avond te bezorgen. Een ongekende kracht. Dus
Daaf en ik knikten vrolijk ‘ja’ op alles wat ze voorstelde en beleefden zo tot
twee keer toe een enorme feestavond totdat ze besloot om lekker voor drie lange
weken op vakantie te gaan. Typisch Hirschberg, heerlijk.
Inmiddels was mijn afscheid van de Oranje Koe definitief. We hadden een laatste
feestdag gehad op school met een hele hoop koekhappen en spelletjes, ik was
overladen door tekeningen van de kinderen en had van de leerkrachten een lief
doosje Zwitserse Lindt-chocolade gekregen. Dankzij de barbecue en die twee
maanden juf Isabel spelen had ik een leuk contact opgebouwd met juf Ester en
meester Jaap en zo nodigde juf Esther me uit om naar haar woonplaats Rapperswil
te komen waar ze me dan een ochtendje zou rondleiden. Rapperswil was de plek
waar Daaf en ik op die regenachtige zaterdag zo dapper heen wilden fietsen maar
nooit gehaald hadden, een reden temeer om deze lieve uitnodiging met beide
handen aan te pakken.
Zo reisde ik vrijdagochtend vroeg met de trein de hele
kust van het meer af naar Rapperswil, de enige plek waar een brug het meer
doorkruiste. Het treinritje duurde slechts twintig minuten maar de omgeving
werd iedere minuut boerser: groene weiden, wijngaarden, akkers en schattige
Zwitserse huisjes. Aan het einde van de rit stond Esther me op te wachten en al
kletsend over Zürich, Rapperswil en het expat-leven reden we naar het centrum van dit
piepkleine stadje. Eigenlijk was er weinig te zien maar het was toch leuk om er
even te zijn. Op een heuvel gelegen was een burcht en daaronder lag het oude
stadje vol kleine straatjes en karakteristieke huisjes. Op het plein stond een
typisch Zwitsers delicatessenmarktje en aan het meer was de sfeer rustig en
lieflijk. De beroemde houtenbrug van Rapperswil stelde eigenlijk weinig voor
maar leidde ons wel naar een schitterend uitzichtpunt midden op het meer. Met
de sluimerende ochtendwolken, de bergen en het kabbelende water was het een
schilderachtig gezicht.
Esther en ik eindigden met een kopje koffie in het zonnetje op het terras aan
het meer voordat ik de boot terugnam naar de grote stad. Dit was een
therapeutische vaart van maar liefst twee uur: wind in de haren, golven en het
vlaggetje van de boot dat voor m’n neus op en neer bleef wapperen net zo lang
totdat de boot de haven van Zürich binnenvoer. Een perfecte twee
uurtjes onthaasten en inspiratie opdoen.
Zeker achteraf bleken die twee uurtjes ontspanning meer dan waardevol want de
volgende dag vertrokken Daaf en ik naar Nederland voor een weekje familie,
vrienden en sociale bezigheden. Heerlijk natuurlijk om iedereen te zien,
bovenal ook mijn vriendinnen die na maanden weer terug waren van hun reizen,
maar dit betekende ook een hoop sociaal drinken, eten, laat naar bed en weinig
sporten. Het studentenritme dat o zo verleidelijk was maar wat in Zürich
zo heerlijk ver weg bleef. Daaf en ik waren behoorlijk gehecht geraakt aan ons
saaie doch fijne leventje dat draaide om elkaar, sporten, gezond koken en zo nu
en dan enorm genieten van de stad met uitgebreide etentjes en veel wijn om dan
vervolgens weer gezond te doen. Dat ritme bracht een rust met zich mee die ons
beide enorm goed deed en zo waren we na een week Nederland aan het einde van
ons latijn. Wat misschien ook niet geholpen had was dat mama en ik meteen de
eerste zondag om klokslag 07.00 klaarstonden op de IJhallen in Amsterdam Noord
om eens goed geld op te gaan halen met al mijn oude kleren, schoenen en tassen.
De grootste vlooienmarkt van Nederland, een ongekende ervaring.
Wat ook al niet hielp was dat Daaf en ik een gezellig dagje Keulen vast plakten
aan onze week thuis. Daaf had in Keulen verplichtingen voor werk en waarom zou
ik als expat-vrouwtje dan niet even meegaan? Dus zo wandelde ik de hele
vrijdagochtend door deze – in vergelijking met Zürich – viezige Duitse stad met
indrukwekkende Dom en bracht de middag door al Isabel Schrijvend op onze
paleiselijke hotelkamer.
Toen Daaf uitgewerkt was moest uiteraard Keulen ook nog culinair ontdekt worden
waarna we allebei als een blok in slaap vielen in ons koningsbed.
Helaas was er geen sprake van uitslapen want om 11.00 ‘smorgens zaten we in het
vliegtuig terug naar Zürich. Toch betekende dit niet dat de rust wedergekeerd was
want het hele weekend lang stond de stad op zijn kop dankzij het driejaarlijkse
Züri-fest.
Alle hoofdstraten van de stad werden bezet door een scala aan eet- en
drinktentjes. Het was een knalgrote braderie waar heel Zwitserland voor uit
liep: een weekend lang eten, drinken, eten, drinken, eten, drinken en dansen.
In het zonnetje wandelden Daaf en ik door de feestelijkheden heen. Op de Limat
werden wakeboarddemonstraties en roeiwedstrijden gehouden en in het meer was een twintig meter
hoge springtoren gebouwd waarvan internationale professionele schoonspringers
naar beneden doken. Ze haalden de vreemdste toeren uit, hetgeen doorging tot
middernacht.
‘Savonds keken Daaf en ik naar de lichtshows die werden gegeven op de Münsterkerk en verzamelden we ons op de propvolle brug vanaf waar we een
mooi uitzicht hadden op tonnen vuurwerk die de lucht in vlogen. Het was een
schitterend gezicht en met recht een van de grootste vuurwerkshows van Europa.
Zürich
liet zichzelf niet kennen en maakte zijn naam als duurste stad van Europa met
verve waar.
Op zondag konden we niet meer. Met onze laatste krachten sloften we de trap op
naar de universiteit, waar we per direct spijt van hadden, en lagen daar twee
uur in de zon om vervolgens het gras weer te verruilen voor ons bed waar we de
rest van de middag filmpjes keken… En toen was het weer maandag. Eindelijk
maandag in Zürich, de gewone rustige saaie week zou weer beginnen en ik kon
niet wachten. Zaterdag zouden we op vakantie gaan naar Italië maar voor mij was
er geen betere vakantie denkbaar dan een weekje in Zürich. Op dat moment realiseerde
ik me hoezeer ik van Zürich was gaan houden. Ik was gekomen, ik had gezien en toen had
Zürich
mij overwonnen. Langzaam was ik de stijlvolle stad met haar rust, haar vrede en
haar intense kwaliteit van leven gaan waarderen, ik was van haar gaan houden en
ik zou haar ook zeker gaan missen. Zürich was als een onbewoond eiland in
Europa waar een leven geleid werd dat op veel andere plekken ondenkbaar zou
zijn. In Zürich was je ver van alles verwijderd en was het leven goed. Ik
besloot het te koesteren, nog zes weken lang.